Ga naar hoofdinhoud

Zeventiende-eeuws afval

Valt er op de Buitenplaatsen een boom om, dan onderzoeken de boswachters altijd even de kluit.  Hetzelfde geldt voor verse molshopen. Als je gelukt hebt, vind je namelijk een kleine schat…

Woeste gronden 
Waar nu grote landhuizen liggen met fraaie tuinen en parkbossen, was vierhonderd jaar geleden nog helemaal niets. Er lagen alleen woeste gronden: heidevelden met hier en daar een struik of boompje. Deze werden door de graven van Holland als jachtgebied gebruikt. Later kregen de Erfgooiers (Gooise boeren) het gebruiksrecht over de gronden.

Strijd met Erfgooiers 
Een groep welvarende Amsterdammers zag hier een mooie investeringsmogelijkheid en diende in 1625 een verzoek in om de woeste gronden te mogen ontginnen. De Erfgooiers kwamen echter in verzet: arbeiders werden beschoten en de grondwerken verwoest. Er moest zelfs een compagnie ruiters aan te pas komen om de rust te laten wederkeren.

Zand naar Amsterdam 
Uiteindelijk werd in 1634 een overeenkomst gesloten. Daarop werd het gebied ontgonnen en in 27 rechthoekige kavels verdeeld. Deze waren elk zo’n twintig morgen groot: een morgen is zoveel land als in een ochtend geploegd kon worden. Iedere partij kreeg een stuk aan het Noordereinde en aan het Zuidereinde, waarop ze twee boerderijen moesten bouwen. De zandgrond werd afgegraven en met trekschuiten via de nieuw aangelegde ’s-Gravelandse Vaart naar Amsterdam vervoerd. Daar werd het gebruikt om de drassige bodem te verstevigen voor de uitbreiding van de grachtengordel.

Afval mee terug
En nu komt het slimme: op de terugweg namen de trekschuiten huisvuil en bagger mee vanuit de stad. Daarmee werd de arme zandgrond in ’s-Graveland vruchtbaar gemaakt voor de landbouw. In dat afval zaten naast organische stoffen ook afgedankte gebruiksvoorwerpen, zoals aardewerk en pijpjes. Die verdwenen mee de bodem in en komen dus af en toe naar boven. Zo krijgen we via deze vondsten een kleine blik op het dagelijkse leven in de 17e eeuw.