Ga naar hoofdinhoud

Column van onze festivaldenker Marjolijn van Heemstra

Een week na Wonderfeel

Vandaag een week geleden rijd ik vanuit Amsterdam naar ‘s-Graveland. Naast me zit Hayat, een piepjonge zangeres uit mijn buurt die samen met oed-speler Haytham Safia zal optreden tijdens mijn lezingen in de schuur. Er is extreme hitte voorspeld maar voorlopig is het koel.

Op weg naar het terrein passeren we meer en meer omgekeerde Nederlandse vlaggen, wapperende steunbetuigingen aan het boerenprotest die ons vergezellen tot aan de parkeerplaats waar een groot wit bord ons waarschuwt dat dit festival niet langer zal bestaan als de stikstofmaatregelen worden doorgevoerd.
Eenmaal op het terrein is er van verzet niets meer te merken. Wel van de lage grondwaterstand en de naderende hitte. Op het kurkdroge pad naar de schuur probeer ik me voor te stellen hoe dit er over vijftien jaar uitziet. Hoe de grote ontwrichting die ons tegemoet rolt festivals en vieringen zal beïnvloeden.
Het heeft iets paradoxaals: te midden van zoveel disruptie door het bos slenteren, muziek luisteren, ijs eten, optreden. Op Wonderfeel is de wereld drie dagen lang helemaal goed, zegt Maartje Stokkers als ze zaterdagavond op Het Veld ons optreden aankondigt. En zo voelt het precies. Een driedaagse verademing. Maar wel één waarin de droge bosgrond rijmt met de apocalyptische beelden van de zomerbranden die Europa blakeren.

Na Maartje’s aankondiging valt langzaam de schemer in en begint het concert van Capella Amsterdam waarmee ik samen deze dag afsluit. Afwisselend praten en zingen we terwijl het donker valt en de lampen op het veld uitblijven. Een schemerconcert. Samen zitten en zien hoe de duisternis opkomt, hoe grenzen vervagen en de dag verwatert. Vanaf het podium zie ik hoe de silhouetten van de bomen langs het veld steeds scherper afsteken tegen de lucht. Zwijgende gestaltes die geduldig op ons neerkijken.
Tijdens mijn verhaal lees ik een gedicht voor van Emily Dickinson die de schemer beschrijft als een vreemdeling die je op een bospad ontmoet, polite and new, to stay as if, or go. Het woord polite lijkt mij plotseling precies te omvatten hoe dit festival zich manifesteert. Wellevend, beleefd. Een bijeenkomst die voorzichtig haar plek inneemt, met een vriendelijke terughoudendheid te gast blijft in haar omgeving.

In het publiek zit Hayat, in een veel te dunne blouse, ze heeft het koud maar wil niet weg om een trui te halen. Ze is betoverd door de stemmen, door de feeërieke muziek van Peteris Vasks. Waarom wist ik niet dat dit bestond? zal ze na afloop van het concert zeggen. En ik zal me er weer eens pijnlijk van bewust zijn hoe onbereikbaar de tussenwereld van schoonheid en troost is voor wie de juiste routekaart niet heeft.

De bomen hebben nu elke tekening verloren, grote, vriendelijke schaduwen zijn het. De Baltische klanken van de zangers doen me even aan de oorlog denken die zo dichtbij al maanden woedt. Hayat steekt vanuit het publiek een duim naar mij op. De nacht valt met een zeldzame zachtheid. Hier en nu is alles goed.